’wow, heb ik dat gemaakt?’

“Prinses, actrice, model, turnkampioen, juffrouw, stewardess, mode-ontwerper, burgermeester, danseres” Alsof degene die het snelst en het hardst een antwoord kan roepen zijn zin krijgt, begint de ‘kinderraad’ van Heijprak te roepen wat ze later willen worden. Denara (12), Paula(11) en Belle(10) zijn de namen die ze zelf gekozen hebben om in deze #kleinrdam mee te verschijnen. We worden even onderbroken door flatbewoonster mevrouw Kuiken, die ons op een speculaasje trakteert en vol trots laat zien dat ze in het plaatselijke krantje staat. Zestig jaar geleden uit Schiedam vertrokken en daarna altijd overtuigd Heijplater gebleven. Denara wacht beleefd haar beurt af en als het krantje vrijkomt laat ze met een glimlach de achterkant zien, waar zij dan weer opstaat met haar verhaal. Een opstel dat ze op school heeft geschreven is ingescand en gepubliceerd. Met zijn drieën hebben zij er misschien wel de meeste Heijprak-uren van iedereen in de wereld op zitten. Ze komen al sinds het begin helpen met koken. Ze hebben lieve, strenge, leuke en grappige herinneringen aan voormalige locatieleiders en vrijwilligers. Bedienen vinden ze vreselijk, maar als ze na het loten aan de beurt zijn om te bedienen, doen ze dit schattig en charmant. In hun achterhoofd weten ze dan dat ze de volgende keer in de keuken mogen helpen en met een beetje geluk elkaar helemaal onder de bloem kunnen smeren. “De BBQ buiten! Die was leuk.” “Nee, nee, nee, de dance-battle, dat was veel leuker”. Na democratisch overleg komen ze met zijn drieën overeen dat het misschien toch wel het leukste is, als ze zelf een toetje mogen maken.  Als hotspot hutspot dicht is, kijken ze televisie of spelen ze buiten, maar het enthousiasme knalt opeens een stuk minder uit hun kelen. “De speeltuin is saaaai en verder is er op Heijplaat niets te doen. Vorig jaar konden we nog snoepjes gaan kopen bij meneer Koster, dan kreeg je weleens een extra snoepje gratis. Zo lief! Maar die winkel is gesloten en meneer Koster is overleden. Zo zielig!” De dametjes worden er zelf een beetje stil van. Tegenwoordig moeten ze met de bus naar Slinge om boodschappen te doen. Het is voornamelijk Denara die het woord voert, maar Paula en Belle lijken het er ontroerend mee eens te zijn. “School is saaaaai”,  doorbreekt Paula de stilte.“Ja, echt hè!”, klinkt een Rotterdams duet aan dezelfde tafel. “Er zijn dit jaar weer allemaal nieuwe meesters en juffen op school gekomen.” “Weet je hoe jullie hotspot hutspot leuker kunnen maken? Als we hier alleen koken en niet meer hoeven bedienen, dat er geen mensen komen!” Denara lijkt met haar snelheid van praten wel bang te zijn, dat er straks geen tijd meer is om alles te vertellen wat ze kwijt wil. Paula is het er niet mee eens:”Dat kan natuurlijk niet, anders koken we hier voor niets.” “Ja,” zegt Belle “want iedereen moet hier komen eten. Voor alle mensen met honger is het gratis en het is dichtbij. We willen wél kunnen rennen, maar dat mag dan meestal niet.” Voordat Belle haar zin afheeft imiteert Denara een vreemde onbekende stem: “Anders raken we zogenaamd gewond.” Je zal er dertig van in de klas hebben. Allemaal aan een tafeltje en allemaal met een mening en beweegdrang. Daar is in die saaie school vast geen tijd en ruimte genoeg voor. Als er hier in de keuken dertig van die muffins rond zouden lopen zouden ze het ook vast saai vinden en dan zouden we Robbie vast niet meer zien. Robbie (12) zit al de hele tijd aan de andere kant van de tafel op zijn mobiel, maar hij heeft alles gehoord wat er is gezegd. Met een knalgroene broek en een sjieke bril op zijn neus besloot hij dat “Robbie” hier zijn alias is geworden. De dametjes zijn de keuken weer in gejaagd, zodat Robbie rustig tijd heeft om zijn verhaal te doen. Hij is veel meer dan de jongen die al heel snel zijn diagnose benoemt. “Het betekent dat ik dingen letterlijk opvat en dat het soms druk is in mijn hoofd.” Hij is dit schooljaar op een andere school begonnen, waar hij niet meer gepest wordt. Hij is goed in NASK en biologie. “Ik zit op VMBO-T”. Hij kijkt op het scherm van zijn telefoon. Meestal doet hij een spelletje of Whatsapp. Robbie heeft 1 vriend van zijn school waar hij mee appt en hij zit ook in de groepsapp van zijn klas, maar meestal typt hij daar niets in. Hij is blij met hotspot hutspot, want anders doet hij niet veel meer dan binnenzitten of fietsen. Robbie heeft echt alles gehoord en opgeslagen van het vorige gesprek, want hij beaamt wat de dametjes ook gezegd hebben: “Op Heijplaat is te weinig voor kinderen te doen. Als ik iets kon veranderen, dan zou ik eerst een supermarkt oprichten.” Op de vraag wat hij zou veranderen in de hele wereld:”Ik zou zorgen dat de mensen minder egoïstisch werden.” Robbie weet wel ‘wat’ hij zou veranderen, maar op de ‘hoe-‘ en ‘waarom-vraag’ heeft hij geen antwoord. Hij is veel meer, dan de diagnose die hij zelf ter sprake bracht. Bij ons in de keuken zegt hij er geen last van te hebben. “Het is helemaal niet moeilijk om me hier te concentreren. Als het kan, werk ik liever alleen, dat is rustiger.” Het wordt tijd om ook dit gesprek af te ronden, want er komen gasten binnen en Robbie gaat weer helpen. We moeten het nog even hebben over trots en over ‘later als je groot bent’. Robbie denkt kort na, maar weet het dan: “Trots, toen ik zo’n toetje mocht maken met appels en peren en pitten. Dat zag er mooi uit en toen dacht ik:’wow, heb ik dat gemaakt?’ En als ik groot ben, dan ga ik mijn rijbewijs halen en emigreren.” Hij heeft nog niet over zijn bestemming nagedacht, maar na hardop afwegen komt hij in Amerika terecht. Robbie vindt dingen en weet dingen, voor het hoe en het waarom moeten we maar bij iemand anders wezen. Daar is hij niet van. Hij heeft geen idee waarom hij naar Amerika zou willen emigreren.  “Dag Robbie, veel plezier in de keuken.” Zijn mobiel gaat in zijn broekzak en na het handen wassen staat hij al snel bij het hoofdgerecht. Je zal er maar 30 van in je klas hebben. Dan zal je vast balen dat je ze niet allemaal, de hele tijd en  tegelijkertijd alle aandacht kan geven die je zou willen.